Janus Cabalt behoorde tot een Italiaanse kermisfamilie, de Cabalzi, die in 1830 naar Nederland was gekomen. Hij was veertien jaar oud toen hij zijn vader in diens poppenkast ging assisteren. In 1887, toen hij achttien jaar was, kreeg hij zijn eigen exemplaar, niet veel meer dan een frame van hout, overtrokken met een geruite, katoenen lap. Daarmee reisde hij kermissen in binnen- en buitenland af. In 1893 werd zijn vaste standplaats de Dam in Amsterdam, waar hij zes dagen per week van tien tot zes uur te zien was.Centraal in de voorstellingen van Cabalt stonden twee poppen: Jan Klaassen en Katrijn. Er is veel te doen geweest over de herkomst van deze twee personages. Zo zouden ze verwijzen naar een legendarisch geworden echtpaar, Jan Klaassen en Katrijn Pieters, twee onvervalste Jordanezen die zoveel ruzie maakten dat ze in 1706 door de kerkenraad van de Amsterdamse hervormde gemeente ter verantwoording werden geroepen.
Volgens een andere opvatting was de historische Jan Klaassen trompetter in de lijfwacht van Stadhouder Willem II. Toen deze in 1652 overleed, werd Klaassen ontslagen en trok hij naar Amsterdam waar hij poppenkastspeler werd. Op een gegeven moment was hij zo beroemd dat hij de naam van zijn belangrijkste pop in Jan Klaassen veranderde. Normaal heette die pop Polichinel of Hansworst. Die twee namen – afgeleid van het Franse Polichinelle en het Duitse Hanswurst – maken al duidelijk dat Jan Klaassen niet op zichzelf staat, maar verwant is aan poppen die in andere Europese landen furore maakten. De stamvader van al deze poppen is Pulcinella, een personage uit de ItaliaanseCommedia dell’Arte, een geïmproviseerde vorm van volkstheater die aan het einde van de zestiende eeuw in Italië tot bloei kwam.
Als een derde bron voor Jan Klaassen wordt wel gewezen op een bekend zeventiende eeuws blijspel van Thomas Asselijn : Jan Klaasz of gewaande Dienstmaagt.
Wat hun herkomst ook geweest mag zijn, duidelijk is wel dat Jan Klaassen en Katrijn nooit een blad voor de mond hebben genomen. Ze vertolkten – openlijk of in bedekte termen – de (politieke) opinie van het volk. Cabalt vertelde in een interview ooit hoe hij toespelingen maakte op actuele gebeurtenissen, en dat hij eens een berisping van een aanwezige agent kreeg omdat hij de naam van een minister in zijn voorstelling had genoemd.
Janus Cabalt bleef tot aan zijn dood in 1935 de vergunninghouder van de poppenkast op de Dam. Na zijn overlijden nam zijn schoonzoon Appie Roebersen het van hem over. Ook hij gaf iedere dag acht voorstellingen van ongeveer 50 minuten, behalve op zondag. De volgende Jan Klaassenspeler in de rij was de kleinzoon van Janus Cabalt, Daan Kersbergen. Omdat de belangstelling in de na-oorlogse periode sterk afnam duurden zijn voorstellingen nog maar 15 tot 25 minuten. In 1967 stopte hij met zijn dagelijkse optredens. Daarna was Jan Klaassen nog maar sporadisch op de Dam te zien. Ondanks de inspanningen van onder meer Wim Kerkhove om de traditie levend te houden, leek Jan Klaassen anno 2012 definitief van de Dam verdwenen te zijn. Maar er is hoop. Acht leerlingen van Wim Kerkhove zullen vanaf de zomer 2012 bij toerbeurt een voorstelling spelen met Jan Klaassen en Katrijn in de poppenkast op de Dam.
Volgens een andere opvatting was de historische Jan Klaassen trompetter in de lijfwacht van Stadhouder Willem II. Toen deze in 1652 overleed, werd Klaassen ontslagen en trok hij naar Amsterdam waar hij poppenkastspeler werd. Op een gegeven moment was hij zo beroemd dat hij de naam van zijn belangrijkste pop in Jan Klaassen veranderde. Normaal heette die pop Polichinel of Hansworst. Die twee namen – afgeleid van het Franse Polichinelle en het Duitse Hanswurst – maken al duidelijk dat Jan Klaassen niet op zichzelf staat, maar verwant is aan poppen die in andere Europese landen furore maakten. De stamvader van al deze poppen is Pulcinella, een personage uit de ItaliaanseCommedia dell’Arte, een geïmproviseerde vorm van volkstheater die aan het einde van de zestiende eeuw in Italië tot bloei kwam.
Als een derde bron voor Jan Klaassen wordt wel gewezen op een bekend zeventiende eeuws blijspel van Thomas Asselijn : Jan Klaasz of gewaande Dienstmaagt.
Wat hun herkomst ook geweest mag zijn, duidelijk is wel dat Jan Klaassen en Katrijn nooit een blad voor de mond hebben genomen. Ze vertolkten – openlijk of in bedekte termen – de (politieke) opinie van het volk. Cabalt vertelde in een interview ooit hoe hij toespelingen maakte op actuele gebeurtenissen, en dat hij eens een berisping van een aanwezige agent kreeg omdat hij de naam van een minister in zijn voorstelling had genoemd.
Janus Cabalt bleef tot aan zijn dood in 1935 de vergunninghouder van de poppenkast op de Dam. Na zijn overlijden nam zijn schoonzoon Appie Roebersen het van hem over. Ook hij gaf iedere dag acht voorstellingen van ongeveer 50 minuten, behalve op zondag. De volgende Jan Klaassenspeler in de rij was de kleinzoon van Janus Cabalt, Daan Kersbergen. Omdat de belangstelling in de na-oorlogse periode sterk afnam duurden zijn voorstellingen nog maar 15 tot 25 minuten. In 1967 stopte hij met zijn dagelijkse optredens. Daarna was Jan Klaassen nog maar sporadisch op de Dam te zien. Ondanks de inspanningen van onder meer Wim Kerkhove om de traditie levend te houden, leek Jan Klaassen anno 2012 definitief van de Dam verdwenen te zijn. Maar er is hoop. Acht leerlingen van Wim Kerkhove zullen vanaf de zomer 2012 bij toerbeurt een voorstelling spelen met Jan Klaassen en Katrijn in de poppenkast op de Dam.