The Phantom of The Opera
Joop van den Ende opende in 1933 het Circustheater in Scheveningen met de musical The Phantom of the Opera. The Phantom Of The Opera is het dramatische verhaal van een mysterieuze, mismaakte man die in de catacomben van de imposante Parijse Opéra woont en daar een eigen wereld creëert. Regelmatig waagt hij zich in het operagebouw. Alle theaterdirecteuren, regisseurs en artiesten zijn zich van zijn aanwezigheid bewust en bestempelen hem als Spook. Pas als hij een hopeloze liefde opvat voor de zangeres Christine, manifesteert hij zich echt in zijn wanhopige pogingen haar voor zich te winnen en haar mee te voeren naar zijn rijk.
Cats had het grootste succes in dit theater. Cats was de grootste en duurste musical die ooit in Nederland te zien was geweest. De kosten bedroegen vijf miljoen gulden. Om deze productie te realiseren, was de directie van Theater Carré een samenwerking aangegaan met de componist Andrew Lloyd Webber en de producent van de originele Engelse versie, Cameron Mackintosh. Nieuw aan de Carré formule was dat niet de productie, maar het publiek op reis ging. Dat was minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Sinds de Tweede Wereldoorlog waren er overal in Nederland nieuwe, grote schouwburgen of culturele centra bijgebouwd. Het publiek verwachtte min of meer dat voorstellingen die de moeite waard waren, ook in een theater in de buurt te zien zouden zijn. Maar voor Cats moest het publiek naar Amsterdam. Zo bespaarden de producenten tijd, moeite en – niet onbelangrijk voor een ongesubsidieerde musical – geld; en zo kon de show helemaal worden toegesneden op Carré. Aangemoedigd door de kwaliteit van de show, die door Webber en Mackintosh angstvallig werd bewaakt, en door de enorme publiciteitscampagne, liet het publiek zich maandenlang in groten getale naar Carré voeren. Na 3,5 maand waren 183.000 mensen de kassa’s gepasseerd.
Verrast door het succes van Cats, maar er ook door geïnspireerd, besloot de televisie-, theater- en revueproducentJoop van den Ende door te gaan met het produceren van musicals. In 1988 en 1989 bracht hij drie musicals: Barnum,Cabaret, en Sweet Charity. Voor de hoofdrollen werden achtereenvolgens Mike Burstyn, Willem Nijholt en Simone Kleinsma gecontracteerd. De rest is geschiedenis: vanaf dat moment werden Joop van den Ende en de musical bijna synoniemen. Van den Endes winstgevende werk voor de televisie stelde hem in staat enorme investeringen te doen in zijn musicalproducties. De zes miljoen gulden die hij in 1988 in Barnum had gestoken, verbleekte drie jaar later al bij de vijftien miljoen die in Les Misérables werd geïnvesteerd.
Les Misérables was de eerste Van den Ende-musical die een vaste standplaats had. De productie was alleen in Carréen, later, in het Scheveningse Circustheater te zien. Toen Van den Ende zag dat het Nederlandse publiek inderdaad ook voor zijn musicals wilde reizen, besloot hij dat laatste theater te kopen. Dat gebeurde in 1991, voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Na een ingrijpende verbouwing werd het Circustheater op 15 oktober 1993 officieel heropend met de première van The Phantom of the opera.
Cats had het grootste succes in dit theater. Cats was de grootste en duurste musical die ooit in Nederland te zien was geweest. De kosten bedroegen vijf miljoen gulden. Om deze productie te realiseren, was de directie van Theater Carré een samenwerking aangegaan met de componist Andrew Lloyd Webber en de producent van de originele Engelse versie, Cameron Mackintosh. Nieuw aan de Carré formule was dat niet de productie, maar het publiek op reis ging. Dat was minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Sinds de Tweede Wereldoorlog waren er overal in Nederland nieuwe, grote schouwburgen of culturele centra bijgebouwd. Het publiek verwachtte min of meer dat voorstellingen die de moeite waard waren, ook in een theater in de buurt te zien zouden zijn. Maar voor Cats moest het publiek naar Amsterdam. Zo bespaarden de producenten tijd, moeite en – niet onbelangrijk voor een ongesubsidieerde musical – geld; en zo kon de show helemaal worden toegesneden op Carré. Aangemoedigd door de kwaliteit van de show, die door Webber en Mackintosh angstvallig werd bewaakt, en door de enorme publiciteitscampagne, liet het publiek zich maandenlang in groten getale naar Carré voeren. Na 3,5 maand waren 183.000 mensen de kassa’s gepasseerd.
Verrast door het succes van Cats, maar er ook door geïnspireerd, besloot de televisie-, theater- en revueproducentJoop van den Ende door te gaan met het produceren van musicals. In 1988 en 1989 bracht hij drie musicals: Barnum,Cabaret, en Sweet Charity. Voor de hoofdrollen werden achtereenvolgens Mike Burstyn, Willem Nijholt en Simone Kleinsma gecontracteerd. De rest is geschiedenis: vanaf dat moment werden Joop van den Ende en de musical bijna synoniemen. Van den Endes winstgevende werk voor de televisie stelde hem in staat enorme investeringen te doen in zijn musicalproducties. De zes miljoen gulden die hij in 1988 in Barnum had gestoken, verbleekte drie jaar later al bij de vijftien miljoen die in Les Misérables werd geïnvesteerd.
Les Misérables was de eerste Van den Ende-musical die een vaste standplaats had. De productie was alleen in Carréen, later, in het Scheveningse Circustheater te zien. Toen Van den Ende zag dat het Nederlandse publiek inderdaad ook voor zijn musicals wilde reizen, besloot hij dat laatste theater te kopen. Dat gebeurde in 1991, voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Na een ingrijpende verbouwing werd het Circustheater op 15 oktober 1993 officieel heropend met de première van The Phantom of the opera.